vignet
- vig·net
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘boekversiering, embleem’ voor het eerst aangetroffen in 1520 [1] [2][3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vignet | vignetten |
verkleinwoord | vignetje | vignetjes |
het vignet o
- sticker ter indicatie dat men rechten heeft die uit een betaling voortvloeien
- fabrieks- of handelsmerk
- tekeningetje of prentje dat in boeken ter versiering wordt aangebracht
- autovignet, autowegenvignet, e-vignet, eurovignet, milieuvignet, snelwegvignet, spitsvignet, titelvignet, tolvignet, veiligheidsvignet, wegenvignet
- Het woord vignet staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "vignet" herkend door:
90 % | van de Nederlanders; |
90 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "vignet" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ vignet op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be