Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vier·han·dig
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen vierhandig
verbogen vierhandige
partitief vierhandigs

Bijvoeglijk naamwoord

vierhandig

  1. als je ergens vier handen voor nodig hebt, in het bijzonder bij pianospelen en orgelspelen
Synoniemen

Gangbaarheid