vierennegentigjarig

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vier·en·ne·gen·tig·ja·rig
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen vierennegentigjarig
verbogen vierennegentigjarige
partitief vierennegentigjarigs

Bijvoeglijk naamwoord

vierennegentigjarig

  1. 94 jaren durend
    • Gedurende dit vierennegentigjarig tijdperk heerste er vrede. 
  2. met de leeftijd van 94 jaar
    • Bij de brand viel helaas een vierennegentigjarig slachtoffer. 
Schrijfwijzen
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid