• Afkomstig van het Latijnse vita.
enkelvoud meervoud
vida vides

vida v

  1. leven
    «En ma vida no he vist res d'igual!»
    Ik heb nog nooit zoiets gezien in mijn leven!

per a tota la vida

  • voor het leven

de tota la vida

  • levenslang

guanyar-se la vida

  • de kost verdienen

passar a millor vida


vida

  1. visueel


  • Afkomstig van het Latijnse vita.
enkelvoud meervoud
vida vidas

vida v

  1. leven
  1. «El salvo miña vida
    Hij heeft mijn leven gered!


  • vi·da
  • Afkomstig van het Latijnse vita.
enkelvoud meervoud
vida vidas

vida v

  1. leven
    «Ele salvou minha vida
    Hij heeft mijn leven gered!

tratar da própria vida

  • met zijn eigen zaken bemoeien

danado da vida

  • zeer boos

puto da vida

feliz da vida

  • zeer blij

ganhar a vida

  • de kost verdienen

levar vida de cachorro

  • een hondenleven lijden

passar desta vida para outra melhor

seguro de vida

  • levensverzekering

tirar a vida a alguém

  • iemand vermoorden


  • IPA: /ˈbi.ða/
  • vi·da
  • Afkomstig van het Latijnse vita.
enkelvoud meervoud
vida vidas

vida v

  1. leven
    «¡Me salvó la vida
    Hij heeft mijn leven gered!

amargarle la vida a alguien

  • iemands leven ellendig maken

ganarse la vida

  • de kost verdienen

vida de perros

  • hondenleven

escapar con vida

  • levend ontspannen

pasar a mejor vida

perder la vida

  • sterven

¿qué es de tu vida?

  • hoe gaat het?


vida

  1. schroef, moer