• vi·ci·eus
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘gebrekkig’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1553 [1]
  • afgeleid van het Franse vicieux (met het achtervoegsel -eus) [2]
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen vicieus vicieuzer vicieust
verbogen vicieuze vicieuzere vicieuste
partitief vicieus vicieuzers -

vicieus

  1. gebrekkig en slecht
    • Een vicieuze cirkel is de naam voor een slechte situatie waarbij de gevolg van het probleem tevens de oorzaak is zodat het probleem heel moeilijk op te lossen is. 
82 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[3]