• ves·pe·rei
enkelvoud meervoud
naamwoord vesperei vespereien
verkleinwoord - -

vesperei v / o

  1. lichte broodmaaltijd in de namiddag, zoals die op het Vlaamse platteland gebruikelijk was
     En dan gaan ze gedrieën elk aan een kant neerzitten om hun vesperei te nemen. Traag en gezapig spelen zij de dikke stuiten binnen, met nu en dan een slok koude koffie uit de blikken drinkpul.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. vesperei op website: Etymologiebank.nl
  3.   Weblink bron Het leven en de dood in den ast. in: Werkmenschen. (1926), Excelsior, Brugge, p. 143