vesperei
- ves·pe·rei
- van Oudfrans vespree "avond; vesper" [1][2]
De schrijfwijze "vesperij" is om etymologische redenen onjuist.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vesperei | vespereien |
verkleinwoord | - | - |
- lichte broodmaaltijd in de namiddag, zoals die op het Vlaamse platteland gebruikelijk was
- ▸ En dan gaan ze gedrieën elk aan een kant neerzitten om hun vesperei te nemen. Traag en gezapig spelen zij de dikke stuiten binnen, met nu en dan een slok koude koffie uit de blikken drinkpul.[3]
- Het woord 'vesperei' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ vesperei op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron Het leven en de dood in den ast. in: Werkmenschen. (1926), Excelsior, Brugge, p. 143