vervrachten
- Geluid: vervrachten (hulp, bestand)
- ver·vrach·ten
vervrachten [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
vervrachten |
vervrachtte |
vervracht |
zwak -t | volledig |
- van de ene naar de andere plaats vervoeren
- In de bergen komt het gevaar van verse door de wind vervrachte sneeuw, waardoor ook aanzienlijk lawinegevaar heerst. [2]
- verhuren van een schip voor het vervoeren van vracht
- Het is jammer, dat reeders, die hunne schepen van Holland naar Java en terug bevracht hadden, niet van die gunstige gelegenheid gebruik gemaakt hebben, om hunne schepen met eene lading hout naar Melbourne te zenden en verder via New-Castle met eene lading kolen naar Java te vervrachten. [3]
- Het woord vervrachten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ De Standaard 09/01/2018 door mg Sneeuwchaos in Italië: lawine walst over vakantiehuis
- ↑ (1871)– [tijdschrift] Gids, De Nieuw-Holland en zijn Engelsche koloniën.