vertrouwenswaardig

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·trou·wens·waar·dig
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen vertrouwenswaardig vertrouwenswaardiger vertrouwenswaardigst
verbogen vertrouwenswaardige vertrouwenswaardigere vertrouwenswaardigste
partitief vertrouwenswaardigs vertrouwenswaardigers -

Bijvoeglijk naamwoord

vertrouwenswaardig

  1. dat iets of iemand waard is vertrouwd te worden
    • De fraudeur had een schijnbaar vetrouwenswaardig CV gemaakt wat van het begin tot het einde geheel verzonnen was. 

Gangbaarheid