versus
- ver·sus
- Leenwoord uit het Engels of Latijn, in de betekenis van ‘voorzetsel’ voor het eerst aangetroffen in 1937 [1]
- mogelijk via Engels versus van het Latijnse versus "gekeerd tegen, gewend naar, in de richting van" [2]
- (juridisch) tussen de naam van de eisende en de verwerende partij in de naam van een civiele rechtszaak
- Morgen doet de rechtbank uitspraak over Greenpeace versus de Staat der Nederlanden.
- in conflict met, in contrast met, gesteld tegenover, tegen
- Het was een ongelijke strijd, pijl en boog versus geweer."
- vs. (vooral in de juridische betekenis)
- Het woord versus staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "versus" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "versus" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ versus op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- (juridisch) tussen de naam van de eisende en de verwerende partij in de naam van een civiele rechtszaak
- in conflict met, in contrast met, gesteld tegenover, tegen
- v (vooral in de juridische betekenis)
versus
- gekeerd tegen, gewend naar, in de richting van