• ver·scha·len
  • Leenwoord uit het Nederduits, in de betekenis van ‘geur- en krachteloos worden’ voor het eerst aangetroffen in 1469 [1]
  • uit het Nederduits (met het voorvoegsel ver-) [2]

verschalen [3]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
verschalen
verschaalde
verschaald
zwak -d volledig
  1. (voeding) bederven waardoor iets minder geur en smaak heeft, met name van alcohol- en koolzuurhoudende dranken als bier
    • En het is niet alleen klein ambachtelijk-religieus en ander levensbeschouwelijk gebrouwen bier dat er elke avond staat te verschalen, ook Netwerk weet er zich intussen in grote moeilijkheden.[4] 
    • De gemanipuleerde gist tolereert zes maal zoveel sulfiet in het bier als de gebruikelijke. Sulfiet voorkomt verschaling door zuurstofmoleculen en andere stoffen óp te dweilen'die zich anders zouden binden aan belangrijke, smaakbepalende ingrediënten. “Verschaling van bier is een groot probleem en er gaat een hele hoop werk in zitten om dat proces te controleren,” aldus Renton Righelato, directeur-generaal van Carlsbergs denktank, de Brewing Research Foundation International.[5] 
  2. (meetkunde) een figuur vergroten of verkleinen met een bepaalde schaalfactor
  3. afwerpen van een harde pantser-huid
    • Maar nog nooit zagen onderzoekers zo'n diertje dat tijdens 'de daad'werd gefossiliseerd.Dat komt, denken Garcia en Collins, doordat het afwerpen van de pantser-huid (verschalen) hooguit enkele minuten duurde en zachte lichaampjes zelden bewaard bleven.[6] 
    • De soft shell crab (15 euro) - die zo heet omdat ’ie in alle naaktheid tijdens het verschalen in de diepvries belandde - ontleent zijn charme aan het krokant makende frituurbad.[7] 
83 % van de Nederlanders;
78 % van de Vlamingen.[8]