• ver·on·der·stel·len
  • In de betekenis van ‘als waar aannemen’ voor het eerst aangetroffen in 1755 [1]
  • afgeleid van onderstellen met het voorvoegsel ver- [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
veronderstellen
veronderstelde
verondersteld
zwak -d volledig

veronderstellen

  1. overgankelijk een bepaalde aanname maken
    • Hij veronderstelde ten onrechte dat dit met gejuich begroet zou worden. 
99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]