• ver·ma·le·dijd
  • vervoeging van vermaledijen: de stam met de uitgang -d, zonder ge- vanwege voorvoegsel [1]
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen vermaledijd vermaledijder vermaledijdst
verbogen vermaledijde vermaledijdere vermaledijdste
partitief vermaledijds vermaledijders -

vermaledijd

  1. vervloekt, verwenst
    • Maar ja, dit komt natuurlijk weer uit die vermaledijde Wikipedia[2] 
     “Wij vieren hier het BOERRRRgondische carnaval!” schreeuwt de gids. En dat doen hij en zijn voorgangers al sinds 1882, toen de kerk, bij monde van monseigneur Godschalk en gesteund door de gegoede burgerij, pogingen ondernam de volkse feestgangers de mond te snoeren en de vermaledijde ‘slemperijen’ uit te bannen.[3]
vervoeging van
vermaledijden

vermaledijd

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vermaledijden
    • Ik vermaledijd. 
  2. gebiedende wijs van vermaledijden
    • Vermaledijd! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vermaledijden
    • Vermaledijd je? 
vervoeging van: vermaledijen…
verbogen vorm: vermaledijde

vermaledijd

  1. voltooid deelwoord van vermaledijen
71 % van de Nederlanders;
65 % van de Vlamingen.[4]
  1. vermaledijd op website: Etymologiebank.nl
  2. forum fok
  3.   Weblink bron “Het feest van de omgekeerde wereld” (12/02/2010), HP de Tijd
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be