Nederlands

 
verkoeverkamer
Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·koe·ver·ka·mer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord verkoeverkamer verkoeverkamers
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

verkoeverkamer v/m [1]

  1. ruimte waar patiënten na de operatie verblijven totdat ze weer helemaal een helder bewustzijn hebben
    • Sinds ik in november bij De Twentsche Courant Tubantia ben verkast van de redactie Arbeid & Consument naar de redactie Mens & Leven, lijk ik van huisarts naar apotheek, dagpoli, specialist, operatie- en verkoeverkamer te worden gesleept. Alsof de duvel er mee speelt, krijg ik ongewild een stoomcursus eerste- en tweedelijnszorg. Niet als waarnemer met bloknoot, maar als patiënt.[2] 
    • Vlak voordat ik onder narcose ging, vorige week maandag, zou ik aan iets leuks denken. Het was een tip van een vriendin: als je vrolijk de narcose ingaat, kom je er ook vrolijk uit. Ik was weleens bozig een narcose ingegaan, en daar hadden mijn vriend en de gehele verkoeverkamer toen ik bijkwam de zure vruchten van geplukt.[3] 
Antoniemen
  • voorbereidingskamer
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Tubantia 09-APRIL-2014
  3. Volkskrant AAF BRANDT CORSTIUS 24 september 2012