verkiezingskoorts

  • ver·kie·zings·koorts
enkelvoud meervoud
naamwoord verkiezingskoorts
verkleinwoord

de verkiezingskoortsv / m

  1. de opwinding die heerst rond verkiezingen
     Zeg eens, voel jij je ook al aangestoken door de verkiezingskoorts, vroeg Oblonski met een knipoog aan Vronski.[1]
     Iran mag vandaag naar de stembus om een nieuw parlement te kiezen, maar in Teheran was er de afgelopen dagen niet veel te merken van verkiezingskoorts. Nahid, die is afgestudeerd maar geen baan kan vinden, heeft in ieder geval net als vele anderen besloten de verkiezingen te boycotten nu er zo weinig hervormers mee mogen doen.[2]
  1. Anna Karenina”   (1877), G.A. van Oorschot  , ISBN 9789028276062
  2.   Weblink bron “Iraniërs naar de stembus: 'Ik zal stemmen voor de idealen van de revolutie'” (21-02-2020), NOS