• ver·ker·ven

verkerven [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
verkerven
verkerfde
verkorf
verkorven
klasse 3

gemengd
zwak -d

volledig
  1. ervoor zorgen dat iets wat aanvankelijk goed was, nu slecht en lelijk is
    • 'Maar daar wou ik het nu niet over hebben' keert als een refrein gedurig terug in het eerste deel van de vertelling. Een schrijver die zo begint, moet al heel lelijk doen om het bij mij nog te verkerven[2] 
    • Als je iemand goed behandelde, mocht je verwachten dat die persoon iets zou terugdoen. Maar wat, waar of wanneer, dat was nooit zeker. ,,Swijgen daarom op alles stil nam Willem Frederik zich voor ,,ende laeten sich alles welgevallen watter geschiedt, of men soll de kans verkerven. [3] 
  • Het verkorven hebben
een slechte beurt gemaakt hebben bij iemand
40 % van de Nederlanders;
56 % van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. De Standaard 18 MAART 1999 Maagjes als olijven
  3. NRC Daniela Hooghiemstra 20 mei 2000 `Ick heb het gedaen'
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be