verkeersovertreding

  • ver·keers·over·tre·ding
enkelvoud meervoud
naamwoord verkeersovertreding verkeersovertredingen
verkleinwoord verkeersovertredinkje verkeersovertredinkjes

de verkeersovertredingv

  1. (verkeer) (juridisch) de keer dat men zich niet houdt aan de verkeersregels
     De boete komt in principe altijd voor rekening van de chauffeur, tenzij hem of haar geen verwijt kan worden gemaakt. Maar volgens Ollongren gebeurt het "slechts bij hoge uitzondering" dat het ministerie de boete betaalt. Heel soms wordt een verkeersovertreding gemaakt 'in opdracht van de dienst', bijvoorbeeld als het sprake is van veiligheidsrisico's of een zwaarwegend dienstbelang.[2]
     Het aantal verkeersovertredingen door buitenlandse diplomaten in Nederland is sinds mei vorig jaar met de helft afgenomen. Minister Blok van Buitenlandse Zaken schrijft aan de Tweede Kamer dat het beleid, waarbij de diplomaten worden aangesproken op hun fout, zijn vruchten afwerpt.[3]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Dienstauto's ministeries rijden ook wel eens te hard” (Maandag 8 juni 2020), NOS
  3.   Weblink bron “Nieuwe aanpak: helft minder verkeersovertredingen door diplomaten” (Woensdag 10 juni 2020), NOS