• ver·ho·pen

verhopen [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
verhopen
verhoopte
verhoopt
zwak -t volledig
  1. hopen
    • Hij denkt onder meer sneller te kunnen innoveren als hij de content zelf bezit. Dat dit zijn voordelen heeft, ondervond Ziggo-eigenaar Liberty Global bij de ontwikkeling van zijn Horizon-platform. Daarin wilde het klanten de mogelijkheid geven om live terug te spoelen. De onderhandelingen daarover gingen veel stroever dan verhoopt. Bij sommige zenders, zoals de BBC en ZDF, is dit nog steeds niet mogelijk. Ook Liberty Global investeerde al fors in eigen content. Onlangs voegde het de rechten van Formule 1 aan zijn portfolio toe. [2] 
    • "De nieuwe meerderheid/eigenaars hebben me overtuigd dat ze écht begaan zijn met de toekomst van deze club, zijn jeugd, zijn spelers, zijn medewerkers en – zeker niet onbelangrijk – zijn supporters", RSCA-voorzitter Roger Vanden Stock. "Zowel hun sportieve visie als hun financiële draagkracht laten het beste verhopen." [3] 
50 % van de Nederlanders;
81 % van de Vlamingen.[4]