verhoopte
- ver·hoop·te
vervoeging van |
---|
verhopen |
verhoopte
- enkelvoud verleden tijd van verhopen
- Ik verhoopte.
- Jij verhoopte.
- Hij, zij, het verhoopte.
- Ik verhoopte.
- Het woord verhoopte staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.