• ver·guld
  • vervoeging van vergulden: de stam zonder -d omdat de stam al op -d eindigt en zonder ge- vanwege voorvoegsel [1]
stellend
onverbogen verguld
verbogen vergulde
partitief vergulds

verguld [2] [3]

  1. bedekt met een dun laagje goud
     Terwijl ik goedkeurend met mijn vinger langs de vergulde lambrisering streek, de dikte voelde van de stof van de zware, oker overgordijnen en de stoel wegschoof om de openslaande deuren te openen naar het terras, dat uitzicht bood op de rozentuin, of wat daarvan over was, en de vijver met de defecte fontein, bedacht ik dat ik nog tijd genoeg zou hebben om deze kamer en detail te beschrijven.[4]
     Rond de in stijl overbeladen kersttafel in het appartement van oudoom Sverre ging het gesprek om te beginnen, dat was bijna onvermijdelijk, over kerst tegenwoordig en vroeger, over hoe de bedienden dapper hadden verdragen dat ze met de kerst moesten werken tegen een geringe vergoeding in de vorm van een niet al te eenvoudig kerstcadeau, een handtas, een zilveren armband, een vergulde broche.[5]
  • Verguld zijn
verguld (vereerd, verheugd) zijn, verblijd zijn met iets
vervoeging van
vergulden

verguld

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vergulden
    • Ik verguld. 
  2. gebiedende wijs van vergulden
    • Verguld! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vergulden
    • Verguld je? 
vervoeging van: vergulden…
verbogen vorm: vergulde

verguld

  1. voltooid deelwoord van vergulden
98 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[6]