• ver·geeld
  • vervoeging van vergelen: de stam met de uitgang -d, zonder ge- vanwege voorvoegsel
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen vergeeld vergeelder vergeeldst
verbogen vergeelde vergeeldere vergeeldste
partitief vergeelds vergeelders -

vergeeld

  1. geel of gelig geworden
     Want ik was niet naar Grand Hotel Europa gekomen om de tijd weemoedig te laten verglijden te midden van afgebladderde luxe en krakende glorie in passieve afwachting van een of ander inzicht, dat mij op een gegeven moment zou toevallen als een bloemblad uit een vergeeld boeket. Dat inzicht wilde ik afdwingen en daarom moest ik aan het werk.[1]
vervoeging van: vergelen…
verbogen vorm: vergeelde

vergeeld

  1. voltooid deelwoord van vergelen
96 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[2]
  1. “Grand Hotel Europa” (2018), De Arbeiderspers  , ISBN 978-90-295-2622-7, p. 19
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be