Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·geel·de

Bijvoeglijk naamwoord

vergeelde

  1. verbogen vorm van de stellende trap van vergeeld

Werkwoord

vervoeging van
vergelen

vergeelde

  1. enkelvoud verleden tijd van vergelen
    • Ik vergeelde. 
    • Jij vergeelde. 
    • Hij, zij, het vergeelde. 
  2. verbogen vorm van vergeeld, voltooid deelwoord van vergelen