• ver·geel·de

vergeelde

  1. verbogen vorm van de stellende trap van vergeeld
vervoeging van
vergelen

vergeelde

  1. enkelvoud verleden tijd van vergelen
    • Ik vergeelde. 
    • Jij vergeelde. 
    • Hij, zij, het vergeelde. 
  2. verbogen vorm van vergeeld, voltooid deelwoord van vergelen