• ver·bluf·fen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
verbluffen
verblufte
verbluft
zwak -t volledig

verbluffen

  1. overgankelijk verstomd doen staan van verbazing
    • Maar ook de gedichten van Slauerhoff over zwervers en opiumschuivers, de onbegrijpelijke erupties van Lucebert en dat idiote boek over een gestoorde jongen met een speelgoedkonijn verbluften me.[1] 
95 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[2]