• Afkomstig van het Oudnoorse velja.

velja

  1. kiezen


  • Afkomstig van het Oudnoorse velja.
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden tijd voltooid deelwoord
(supinum)
3e pers enk. 1e pers mv.
velja valdi völdum valið
volledig

velja

  1. kiezen


  • vel·ja
  • Afkomstig van het Oudnoorse werkwoord velja.
stamtijd
onbepaalde
wijs
tegenwoordige
tijd
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
velja
vel
valde
valt
Klasse 4 zwak
stamtijd
onbepaalde
wijs
tegenwoordige
tijd
verleden
tijd
voltooid
deelwoord


valte
vald
Klasse 4 zwak bijvormen

velja

  1. overgankelijk kiezen, verkiezen
  2. overgankelijk kiezen, verkiezen, stemmen

[1] velja eit yrke

  • een beroep kiezen
  • velja bort
  • velja ut

velja bort

  1. overgankelijk deballoteren, laten vallen

velja ut

  1. overgankelijk selecteren, uitkiezen, uitzoeken


  • vel·ja
stamtijd
onbepaalde
wijs
tegenwoordige
tijd
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
velja
velr
valdi
valt
Klasse 2 zwak volledig

velja

  1. kiezen, verkiezen