veeweide
- vee·wei·de
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | veeweide | veeweides |
verkleinwoord |
- een grasveld waar vee kan grazen
- “Bij woorden als woud en wald denkt iedereen nu aan bos. Maar het blijkt dat die begrippen een aanduiding zijn voor alle niet in cultuur gebrachte wildernis. Het wald werd behalve voor houtwinning gebruikt als bijenweide, ganzenweide en veeweide. Dat roept niet het beeld van gesloten bos op.” [3]
- Een deel van die schrale graslanden werd bos, een ander deel werd als veeweide en hooiland in gebruik genomen en sterk bemest. In heel Zuid-Limburg bleef nog maar 20 hectare echt kalkgrasland over.” [4]
- Het woord 'veeweide' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "veeweide" herkend door:
86 % | van de Nederlanders; |
91 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ veeweide op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Wim van Wijk 27 september 1997 Gaten in het woud; Eerste bewoners Europa troffen park aan
- ↑ NRC Marion de Boo 14 september 2013 Bloemen houden van torren en mieren
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be