Nederlands

 
veerhaven
Uitspraak
Woordafbreking
  • veer·ha·ven
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord veerhaven veerhavens
verkleinwoord veerhaventje veerhaventjes

Zelfstandig naamwoord

de veerhavenv / m [1]

  1. (scheepvaart) haven waar een veerboot aanmeert
     Het treinverkeer door de Kanaaltunnel werd deze week ontregeld door stakingen van het veerpersoneel. De ontevreden arbeiders blokkeerden de verkeersroutes naar de haven, waardoor de veerhaven en de tunnel nauwelijks te bereiken waren.[2]
     In de Franse veerhaven Calais duren de blokkades voort. Het veerbootpersoneel protesteert tegen de verkoop van veerboten aan een Deense concurrent op de route Calais-Dover. Ze vrezen dat ze hun baan verliezen. Dat zorgt zowel in Frankrijk als in Groot-Brittannië voor grote problemen. Ook in België hebben ze last van de stakingen.[3]

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “150 vluchtelingen bestormen Kanaaltunnel in Calais” (4 juli 2015, 10:23), NOS
  3.   Weblink bron “Uren wachten in de brandende zon voor de Kanaaltunnel” (1 juli 2015, 18:29), NOS