veekoek
- vee·koek
- samenstelling van vee en koek [1][2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | veekoek | veekoeken |
verkleinwoord | veekoekje | veekoekjes |
de veekoek m
- (veeteelt) koek van lijnzaden waaruit de olie is geperst
- Hij nam de veekoek en brak ze al in stukken.[3]
- Het woord 'veekoek' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "veekoek" herkend door:
62 % | van de Nederlanders; |
42 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.