validator
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- va·li·da·tor
Woordherkomst en -opbouw
- naamwoord van handeling van valideren met het achtervoegsel -ator
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | validator | validators validatoren |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de validator m
- iets of iemand die controleert of iets ook echt waar is; iets of iemand die de waarde van iets bepaalt
- ▸ Jan Knuiman, validator - hij controleert de meldingen - bij Waarneming.nl en bestuurslid van de Nederlandse Mycologische Vereniging spreekt van een ‘explosie aan paddenstoelen’ de afgelopen weken.[1]
- ▸ Je hebt mensen die het leuk vinden een foto van een lynx te plaatsen die op de Veluwe zou zitten. Dan onderzoekt de validator die foto en kan het zijn dat die een korstmos bespeurt die helemaal niet in Nederland groeit. Dan wordt de melding verwijderd.[2]
- (financieel) belegger die zijn eigen vermogen beheert
- ▸ De typische consumenten van financiële diensten zijn echter validators. Die laatsten zijn mensen die vooral zelf aan het stuurwiel van hun vermogen willen blijven, terwijl ze toch erkennen dat ze daarbij advies nodig hebben.[3]
Gangbaarheid
- Het woord validator staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron David van der Heeden“Magische schimmels: De betovering van rood met witte stippen is overal” (24-10-2019), Tubantia
- ↑ Weblink bron “Tien miljoen dieren gespot in een jaar: ‘Wij blinken uit in slechte foto’s’” (22 december 2020), de Volkskrant
- ↑ Weblink bron “PERSONAL FINANCE. De miljonairs” (30/10/2006), De Standaard