vakantiedorp
- va·kan·tie·dorp
- samenstelling van vakantie zn en dorp zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vakantiedorp | vakantiedorpen |
verkleinwoord | vakantiedorpje | vakantiedorpjes |
het vakantiedorp o
- dorp waarnaar men op vakantie gaat
- ▸ Momenteel is er nog enkel water te zien op de plaats van het nieuwe vakantiedorp. De baggerwerkzaamheden moeten namelijk nog van start gaan, en zullen een eiland vormen in de vorm van een Oryx-hoofd, een spiesbokkensoort die op het Arabische schiereiland leeft.[1]
- ▸ Een 37-jarige man uit de omgeving van Parijs heeft vanochtend een bloedbad aangericht in een vakantiedorp in zuid-Frankrijk. 's Morgens kwam hij zijn vakantiehuisje uit, waar hij met zijn gezin logeerde, liep naar het huisje van de buren en begon daar met een mes in te steken op een vrouw en haar drie dochters.[2]
1. dorp waarnaar men op vakantie gaat
- Het woord vakantiedorp staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Weblink bron Stig Geukens“Qatar huisvest fans WK2022 op nog te bouwen eiland” (30 mei 2013), Tubantia
- ↑ Weblink bron Frank Renout en Karolien Koolhof“Vrouw en dochters aangevallen met mes in Zuid-Frankrijk” (10-01-2017), Tubantia