vakantiebestemming

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • va·kan·tie·be·stem·ming
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vakantiebestemming vakantiebestemmingen
verkleinwoord vakantiebestemminkje vakantiebestemminkjes

Zelfstandig naamwoord

de vakantiebestemmingv

  1. de plaats waar de vakantie naar toegaat
    • Een slordige honderd onbewoonde eilanden worden geëxploiteerd als hotel. Als vuistregel geldt: één eiland, één resort, iets wat de Malediven een unieke en daarmee ook populaire vakantiebestemming maakt. [1] 
    • Thailand is een steeds meergekozen vakantiebestemming. 
     Vluchten naar de populairste vakantiebestemmingen in Zuid-Europa mogen van de werkgroep blijven (ook als er maar weinig handel mee wordt gedreven), net als een aantal bestemmingen in landen waarmee Nederland een speciale band heeft, zoals Suriname, Curaçao en Indonesië.[2]
Synoniemen
  1. reisbestemming, reisdoel

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. HP de Tijd ARNOUT LE CLERCQ 25 JAN 2019 De Malediven verdwijnen, maar onze consumptiedrift niet
  2.   Weblink bron
    Judith van de Hulsbeek
    “Omwonenden: Schiphol kan 100 bestemmingen missen” (14 mei 2022), NOS