• vac·ci·na·tie·plicht
enkelvoud meervoud
naamwoord vaccinatieplicht vaccinatieplichten
verkleinwoord

de vaccinatieplichtv / m

  1. (juridisch) (medisch) wettelijke verplichting zich te laten vaccineren
     "Vaccinatieplicht is een ingrijpend middel, het is een te snelle, te grote stap. Ik zou eerst minder ingrijpende maatregelen te nemen, zoals Dijkhoff zelf ook voorstelt in zijn column.[1]
     Recent laaide een discussie in Nederland op over een vaccinatieplicht. Die discussie spitst zich toe op inenting tegen mazelen.[2]
  1.   Weblink bron “Vaccinatieplicht, kan dat wel? 'Nee, maar voer de druk op ouders op'” (23-08-2018), NOS
  2.   Weblink bron “Dit jaar 30 bofbesmettingen; meer dan de afgelopen vijf jaar” (17-04-2019), NOS