Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • va·ca·tu·re
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit middeleeuws Latijn vacatura, in de betekenis van ‘openstaande betrekking’ voor het eerst aangetroffen in 1569. [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord vacature vacatures
verkleinwoord vacaturetje vacaturetjes

Zelfstandig naamwoord

de vacaturev

  1. een onvervulde arbeidsplaats die open staat voor mensen die een baan zoeken
Vertalingen
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen