Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: vere
  • vê·re
  • Afkomstig van het Oudnoorse woord viðra
stamtijd
onbepaalde
wijs
tegenwoordige
tijd
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
vêre
vêrande
vêrar
vêrast
vêra
vêr
vêra
vêra
vêre Klasse 1 zwak

vêre

  1. onovergankelijk (bij dieren) ruiken, bespeuren
    «Hunden vêra viltet.»
    De hond ruikt het wild.
  2. onovergankelijk (bij mensen) vermoeden, bevroeden, voorvoelen, vooruitzien
    «Eg kunne vêre at noko var gale.»
    Ik kon vermoeden dat er iets mis was.