• uti·lis·me
enkelvoud meervoud
naamwoord utilisme
verkleinwoord

het utilismeo

  1. filosofische stroming die stelt dat pijn moet worden bestreden en geluk moet worden bevorderd
    • Sinds twee eeuwen gebruiken voorstanders van dierenrechten het argument dat dieren emoties zoals pijn kunnen ervaren. De Brit Jeremy Bentham (1748-1832) is met deze idee de grondlegger van het utilisme, een ethische stroming die stelt dat pijn moet worden bestreden en geluk bevorderd. Volgens Bentham zijn „alle wezens die in staat zijn om te lijden, dragers van rechten.” [2] 
    • Deze filosofische tekortkoming [het niet kunnen overzien van alle gevolgen van je handelen] maakte dan ook dat Verlichtingsdenker Immanuel Kant (1724-1804) radicaal afstand nam van het utilisme en een van de meest invloedrijke protagonisten in Europa werd van een ethiek die er haaks op stond: de deontologie (of plichtenethiek, van het Griekse woord deon, wat ‘plicht’ betekent). [3] 
80 % van de Nederlanders;
84 % van de Vlamingen.[4]