• uit·sto·ter
enkelvoud meervoud
naamwoord uitstoter uitstoters
verkleinwoord

de uitstoterm

  1. iets of iemand die bepaalde afvalstoffen in het milieu brengt
     China is de grootste uitstoter van broeikasgassen ter wereld. Tot dusver pleitte het vooral voor vrijwillige afspraken.[2]
     Ook medische apparatuur moet in de toekomst zo veel mogelijk kwikloos en de uitstoot door onder meer cementfabrieken en de metaalindustrie wordt teruggedrongen. Zuidoost-Azië is de grootste uitstoter, door de snelle industrialisatie in die regio. De Europese Unie was de grootste exporteur van kwik, maar die uitvoer is al enkele jaren geleden verboden.[3]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “China bereid tot bindende afspraken over CO2-uitstoot” (02-12-2011), Tubantia
  3.   Weblink bron “Kwik op termijn overal uit thermometer” (19-01-2013), Tubantia