uitstaan
- uit·staan
- samenstelling van uit bw en staan ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
uitstaan |
stond uit |
uitgestaan |
klasse 6 | volledig |
uitstaan
- absoluut nog niet geïnd of ingevorderd
- Dat bedrag stond nog uit, maar het is nu binnen.
- absoluut iemand/iets niet kunnen ~: een grote hekel aan iemand/iets hebben
- Ik kan haar echt niet uitstaan!
- Wat Albert ook niet kon uitstaan, was dat haar. Overal zwart haar, tot op zijn vingerkootjes, en plukjes die net onder zijn adamsappel uit zijn boord kwamen.[1]
- [2] verdragen
- Het woord uitstaan staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "uitstaan" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Lemaitre, PierreTot ziens daarboven 2014 ISBN 9789401601931 pagina 12
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be