uitkappen
- uit·kap·pen
- samenstelling van uit bw en kappen ww
uitkappen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
uitkappen |
kapte uit |
uitgekapt |
zwak -t | volledig |
- (sport) met een soort schijnbeweging een speler van de tegenstander voorbij spelen
- Vermeer wil na een terugspeelbal van Vertonghen Malki uitkappen, maar verliest de bal. Voor vrij doel mist Junker. De aanvoerder van Roda JC mikt tegen 'keeper' Vertonghen op. [1]
- Van Wolfswinkel gaf toe dat de eerste helft in De Kuip niet best was. ,,We speelden slecht. Gelukkig konden we het na de rust rechtzetten. Mij gaat het om die beker. Dat is toch wat telt. Het was nog wat krapjes met 1-0, maar toen AZ achterin een-op-een ging spelen, kon ik Ron Vlaar uitkappen en de bal erin schieten voor 2-0. Geweldig toch? [2]
- uitgieten van een vloeistof
- uithakken, uithouwen
- Het woord uitkappen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "uitkappen" herkend door:
84 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Tubantia 29-10-11 Soeverein Ajax met speels gemak naar 500ste uitzege
- ↑ Tubantia 30-04-17 Van Wolfswinkel: 125 jaar niks en nu de beker
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be