uithuilen
- uit·hui·len
- samenstelling van uit en huilen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
uithuilen |
huilde uit |
uitgehuild |
zwak -d | volledig |
uithuilen [1]
- zolang huilen dat het ergste verdriet over is
- De geduldige moeder liet het kind uithuilen.
- Uithuilen en opnieuw beginnen
Opnieuw met iets beginnen, nadat een eerdere poging is mislukt en men zijn frustratie daarover voldoende geuit heeft
- Het woord uithuilen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "uithuilen" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be