uitbraaksel
- Geluid: uitbraaksel (hulp, bestand)
- uit·braak·sel
- geen meervoud, Naamwoord van handeling van uitbraken met het achtervoegsel -sel
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | uitbraaksel | - |
verkleinwoord | - | - |
- substantie die wordt of werd uitgebraakt
- Het woord uitbraaksel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.