uitblinken
- Geluid: uitblinken (hulp, bestand)
- IPA: / ˈœydblɪŋkə(n) / (3 lettergrepen)
- uit·blin·ken
- samenstelling van uit bw en blinken ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
uitblinken |
blonk uit |
uitgeblonken |
klasse 3 | volledig |
uitblinken
- inergatief ~ in uitzonderljk goed presteren
- Hij blonk vooral uit in wiskunde.
- Omdat ze een vrij klassiek beeld had van de oorlog was ze er snel van overtuigd dat Albert 'met zijn intelligentie' na korte tijd zou uitblinken, promotie zou maken en ze zag hem al in de voorste linie in de aanval gaan. Ze stelde zich voor dat hij een heldendaad verrichtte, meteen officier werd, kapitein, commandant of meer nog, generaal, die dingen gebeuren tijdens de oorlog. [1]
- Het woord uitblinken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "uitblinken" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Lemaitre, Pierre"Tot ziens daarboven" 2014 ISBN 9789401601931 pagina 17
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be