• twee·zaad·lob·big
stellend
onverbogen tweezaadlobbig
verbogen tweezaadlobbige
partitief tweezaadlobbigs

tweezaadlobbig

  1. (plantkunde) per zaad twee zaadlobben of cotylen hebbend, waarin het reservevoedsel, nodig voor de kieming en eerste groei van de jonge plant, zit opgeslagen