• twee·zaad·lob·bi·ge

tweezaadlobbige

  1. verbogen vorm van de stellende trap van tweezaadlobbig
enkelvoud meervoud
naamwoord tweezaadlobbige tweezaadlobbigen
verkleinwoord - -

de tweezaadlobbigem

  1. (plantkunde) benaming voor bloemplanten die horen tot een grote groep waarvan veel soorten gekenmerkt worden door zaden met twee kiemlobben