tweehonderdenzesenveertig

Nederlands

0	2	4	6

tweehonderdenzesenveertig,
op een abacus

Uitspraak

• Geluid:  tweehonderdenzesenveertig    (hulp, bestand)
• IPA: / ˌtwehɔndərtɛnˈzɛsənˌfertəx / (8 lettergrepen)

Woordafbreking

• twee·hon·derd·en·zes·en·veer·tig

Woordherkomst en -opbouw

• samenstellende samenstelling van  tweehonderd ht,   en vw  en  zesenveertig ht 

Hoofdtelwoord

tweehonderdenzesenveertig

1. "246", langere vorm van tweehonderdzesenveertig, tweehonderd plus zesenveertig
   1. om een hoeveelheid aan te geven

      • De inzameling heeft tweehonderdenzesenveertig euro en vijftig cent opgebracht. 

   2. om een plaats in een volgorde aan te geven

      • De hoofdprijs van de verloting valt op lot tweehonderdenzesenveertig. 

Synoniemen

• tweehonderdzesenveertig (deze kortere vorm is de gangbare vorm, het langere "tweehonderdenzesenveertig" wordt zelden gebruikt)

Afgeleide begrippen

rangtelwoord

• tweehonderdenzesenveertigste

hooftelwoord samengesteld met "tweehonderdenzesenveertig" ht als linkerdeel

• tweehonderdenzesenveertigduizend

Gangbaarheid

• Het woord 'tweehonderdenzesenveertig' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.