• twee·han·dig
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen tweehandig tweehandiger tweehandigst
verbogen tweehandige tweehandigere tweehandigste
partitief tweehandigs tweehandigers -

tweehandig

  1. dat iets met twee handen te gebruiken is
    • Het grote zware tweehandige zwaard kun je niet met één hand gebruiken. 
  2. ambidextrie
    • Iemand die tweehandig is kan zowel met zijn rechter- als met zijn linkerhand schrijven, sommige mensen kunnen zelfs met twee handen tegelijk schrijven.