tweeëntwintighoek

  • tweeën·twin·tig·hoek, twee·en·twin·tig·hoek
enkelvoud meervoud
naamwoord tweeëntwintighoek tweeëntwintighoeken
verkleinwoord - -

de tweeëntwintighoekm

  1. (meetkunde) meetkundige figuur met tweeëntwintig hoeken
     Om te zien of u het spel begrepen hebt, kunt u zelf (…) nagaan dat de zijde van de tweeëntwintighoek moet voldoen aan 3x - x3 = √( 2 - √( 2 - x ) ) (…)[1]
  1.   Weblink bron
    Steven Wepster
    Van Ceulens veelhoeken en veeltermen in: Nieuwe Wiskrant, jrg. 28 nr. 1 (september 2008), Freudenthal Instituut, Utrecht, p. 47 kol. 1