tuinkabouter
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- tuin·ka·bou·ter
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van tuin en kabouter [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | tuinkabouter | tuinkabouters |
verkleinwoord | tuinkaboutertje | tuinkaboutertjes |
Zelfstandig naamwoord
- stenen of kunststof beeld van een kabouter dat in de tuin wordt geplaatst, vooral ter versiering
- Het begon met de tuinkabouters en ganzen die hij opmerkte in voortuinen in zijn woonplaats Eemdijk. Fotograaf Daniel Koning (1940) bedacht iets te doen met de manier waarop Nederlanders hun woningen personaliseren. [3]
- (pejoratief) wereldvreemde idealist
- Tuinkabouter Bram van Ojik trekt de stekker eruit en geeft het snoertje door aan Jesse "Snotneus" Klaver.[4]
Synoniemen
- [1] tuindwerg
Gangbaarheid
- Het woord tuinkabouter staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "tuinkabouter" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[5] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ tuinkabouter op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Sabeth Snijders 30 november 2016
- ↑ Snotneus Klaver neemt Autohaterspartij over, GeenStijl, 12 mei 2015
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be