Nederlands

 
Koningin van de tuinhommel op braam.
Uitspraak
  • (IPA in voorbereiding)
Woordafbreking
  • tuin·hom·mel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord tuinhommel tuinhommels
verkleinwoord tuinhommeltje tuinhommeltjes

Zelfstandig naamwoord

de tuinhommelv / m

  1. (vliesvleugeligen) Bombus hortorum   Hommel die voor eerst werd gepubliceerd door Carl Linnaeus in 1761. Het voorste stuk van het achterlijf is geel, het tussenstuk zwart en het einde is wit behaard. Een enkele keer ontbreken de gele banden en is de hommel op het witte achterlijfspuntje na zwart behaard
Hyperoniemen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

Meer informatie