tuindeur
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- tuin·deur
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van tuin en deur
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | tuindeur | tuindeuren |
verkleinwoord | tuindeurtje | tuindeurtjes |
Zelfstandig naamwoord
- een deur die toegang geeft tot de tuin
- De inbrekers kwamen via de tuindeur naar binnen.
Verwante begrippen
Gangbaarheid
- Het woord tuindeur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "tuindeur" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be