Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • trouw·lied
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord trouwlied trouwliederen
verkleinwoord trouwliedje trouwliedjes

Zelfstandig naamwoord

het trouwliedo

  1. lied speciaal gemaakt voor de bruiloft
    • „Als ik ze hoor, voel ik me vrij en vol leven. Het voelt dan alsof de vrouw in mij on fire is”, aldus Sam, die Fifth Harmony’s hit Work From Home altijd luistert voordat hij het podium op moet. „Ik denk dat het mijn trouwlied moet worden. Het lijkt me te gek om daarop naar het altaar te lopen. En het zou helemaal geweldig zijn als Fifth Harmony naar mijn huwelijk komt.”[2] 
    • In de mergelgroeve, in La Caverne de Geulhem, trouwen Bob en Angèle, zij in het wit met een lange sleep, hij een beetje macho. Rond een uur of tien dalen we af. Je wilt het versje nog eens lezen. Maar dat lukt niet goed. 'Liefde en ballingschap.'En dan dreunt in de grotten van Berg en Terblijt het trouwlied: Toen onze Bob een Bobje was, was ie aardig om te zien. Hiep hoi (4x) en trouwt nog bovendien. Hoera (4x), Angèle knap en kien.'Wat is wijsheid', murmelt een beetje zelfvoldane Van Kuik bij het laatste pilsje. Alle jonge jongens en jonge meisjes uit Valkenburg, Maastricht of Berg en Terblijt willen in zijn mergelgroeve trouwen. Met een orkestje. 'Wij kijken altijd wat hun willen.'Paul Depondt[3] 
  2. naam van het volks- en studentenlied Wenn alle untreu werden uit 1814 van de dichter Max von Schenckendorf
Synoniemen

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. de Telegraaf 02 nov. 2017
  3. Volkskrant PAUL DEPONDT 22 december 1997,