Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • trouw·da·tum
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord trouwdatum trouwdata
trouwdatums
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de trouwdatumm

  1. de dag waarop iemand in het huwelijk treedt
    • De trouwdatum is bepaald op 17 augustus 2018. 
    • Het is 7-7-2017; de trouwdatum van het jaar! Voor veel stelletjes een ideale datum om in het huwelijksbootje te stappen. Hij is makkelijk te onthouden en met al die zevens moet het wel een gelukkig huwelijk worden, toch? Esther, Janneke en Nicole vonden dat ook en gaven vandaag het ja-woord.[2] 
    • De bekendmaking van de trouwdatum van prins Harry en zijn verloofde Meghan Markle is in Groot-Brittannië met gemengde gevoelens ontvangen. De Britten kunnen in ieder geval niet rekenen op een extra vrije dag, omdat 19 mei op een zaterdag valt. Op dezelfde dag staat ook nog eens de finale van de FA Cup op het programma.[3] 
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. de Telegraaf ANOUK VAN DER POST 07 jul. 2017
  3. de Telegraaf 15 dec. 2017