trompettergeschal
- trom·pet·ter·ge·schal
- samenstelling van trompet en geschal met het invoegsel -er-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | trompettergeschal | |
verkleinwoord |
het trompettergeschal o
- het geluid dat een trompet maakt
- In de verte hoorde men het trompetgeschal ten teken dat de koning in aantocht was.
- Het woord 'trompettergeschal' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.